Ziekenvervoer
Mijn vader en moeder zijn in 1934 in de Jan de Weertstraat komen wonen. Naast ons wonen tante Sjaan en ome Piet. Op een dag in het jaar 1946 is tante Sjaan gevallen met haar fiets. Ze heeft haar enkel gebroken en ligt in het ziekenhuis. Op een gegeven moment mag ze naar huis, maar ze moet voor controle steeds terug naar het ziekenhuis van De Volharding aan de Gedempte Burgwal. Dat is een hele onderneming, want een auto hebben we niet en een taxi is veel te duur. Maar daar is iets op gevonden!
Mijn vader zet tante Sjaan achter op de fiets en brengt haar naar tramlijn 13. Het begin- en eindpunt van deze tram ligt op de hoek van de Troelstrakade met de Moerweg bij het Zuiderpark. Tante Sjaan wordt op een van de houten banken in de tram geïnstalleerd. Mijn vader gaat naar huis en tante Sjaan op reis. Via de Schalkburgerstraat en de Kempstraat richting stad. In het centrum staat ome Piet op haar te wachten. Hij zet haar achter op de ?ets en zo gaan ze naar het ziekenhuis.
De terugweg is iets moeilijker. Telefoon hebben we niet, dus mijn vader kan niet gewaarschuwd worden dat ze eraan komt. Ome Piet zet zijn vrouw in de tram en fietst de hele route achter de tram aan. Bij het eindpunt is tante Sjaan door de trambestuurder al buiten op een bankje gezet en ze zit rustig op haar man te wachten. Als zij achter op de ?ets zit gaan ze samen naar huis.
Dit ritueel is een aantal keren herhaald. En alles is goed gekomen.
Lia Houtschild